Status Europese norm voor keramische steenstrippen.
In de komende jaren zullen veel Europese normen worden aangepast. Er blijken meerdere standaarden te zijn verlopen en meer aandacht is nodig voor milieugerichte zaken. Daarnaast is de koers vanuit de EU om standaarden meer te gaan zien als een juridisch document (en relatief gezien minder als een technisch document). Een revisie van geharmoniseerde normen wordt nodig geacht. Daarnaast is er behoefte aan nieuwe normen door innovaties, waaronder een Europese norm voor steenstrippen. In oktober 2021 is binnen de werkgroep verantwoordelijk voor metselbakstenen, een subgroep gestart om deze nieuwe norm te ontwikkelen.
In het concept van deze nieuwe norm is een keuze gemaakt dit alleen voor keramische (rechte en hoekige) strippen te realiseren, en hierbij niet uit te gaan van bestaande tegelnormen. Doordat steenstrippen een veel sterkere link hebben met metselbakstenen, zijn veel voorgestelde methodes binnen deze standaarden hiervan afgeleid. Een aantal methodes binnen deze standaard hebben tot veel discussies geleid. Het gaat hierbij met name om de vorstbestandheid, de vochtexpansie en de zonlichtabsorptie van de strippen, waarvoor in sommige Europese landen reeds eisen zijn opgesteld. Voor wat betreft de vorstbestandheid is na onderzoek gebleken dat bij gezaagde varianten de vorstbestandheid van de oorspronkelijke, niet-gezaagde stenen kan worden overgenomen. Daarnaast is gedefinieerd en consensus bereikt hoe de vorstbestandheid van strippen dient te worden getest.
Voor wat betreft de vochtexpansie is de noodzaak van het meten van de vochtexpansie bekend, maar ook de complexiteit ervan als eis. Bij het toepassen van steenstrips speelt met name de praktische vochtexpansie een rol (na het aanbrengen), dat meestal wezenlijker is dan de maximaal meetbare vochtexpansie. Aangezien vastlegging ervan een punt van discussie is, is ervoor gekozen dit nu nog niet in de norm op te nemen.
Ook ten aanzien van zonlichtabsorptie is er nog geen consensus bereikt. Dit wordt om die reden ook nog niet in de norm opgenomen. Een hoge zonlichtabsorptie kan leiden tot sterke opwarming van de lijm of ondergrond waaraan de strip is gebonden. Die wordt daardoor niet door ieder als een belangrijke eigenschap van de strip ervaren. Hier is met name Frankrijk het niet mee eens, omdat deze eigenschap reeds onderdeel is van hun nationale standaard. Inhoudelijk zijn er over de zonlichtabsorptie ook nog vragen, omdat de meting omslachtig is en tevens gevoelig is voor de nerfstructuur in de stenen. Daarnaast kan niet worden teruggegrepen op alternatieve metingen van bijvoorbeeld de thermische expansie of lichtreflectiewaarde van steenstrippen, omdat de correlaties onvoldoende zijn.
Om een spoedige introductie van een nieuwe Europese standaard te realiseren, is voorgesteld om voor steenstrippen een niet-geharmoniseerde standaard te maken. Binnen de TC125 is hierover echter nog geen beslissing genomen, omdat er gewacht wordt op het wijzigen van de geharmoniseerde standaarden binnen deze groep. Bij de aanstaande wijzigingen dienen waarschijnlijk ook alle testmethodes te worden opgenomen die slechts voor één of enkele Europese landen noodzakelijk is. Een bijkomende vraag die daarbij nog niet is bevestigd, is of steenstrippen inderdaad binnen de groep van ‘Masonry’ mogen blijven vallen, of dat het naar een compleet andere groep dient te gaan (‘Wall Cladding’). Vanuit meerdere landen wordt gepoogd toch voortgang te boeken in het lanceren van de nieuwe standaard.
Voor meer inlichtingen kunt u contact opnemen met Ronny Lugtenberg.
Reflectie op ideeën oven- en droogproces van de toekomst.
In de afgelopen 35 jaar heeft de grof- en fijn-keramische industrie vanuit de branche deelgenomen aan drie Meerjarenafspraken (MJA). De eerste ronde werd gestart in 1992 met 1989 als referentiejaar en in 2020 is MJA3 afgerond. In deze 35 jaar heeft de grof-keramische industrie circa 5% besparing gerealiseerd op basis van het specifieke energieverbruik van 1989.

De grof-keramische industrie is op te delen in diverse productgroepen waarvan metselbakstenen, dakpannen en straatstenen het hoogste productievolume hebben. Binnen deze productgroepen is 10 – 25% besparing bereikt op basis van het specifieke energieverbruik 2 – 5 GJ/ton, zie bovenstaande grafiek. Dit wordt mede bepaald door het type product dat wordt geproduceerd en het productievolume. De onderlinge verschillen tussen individuele bedrijfsnummers geven aan dat er in potentie nog ruimte is voor verdere energiebesparing.
Om de energietransitie te bewerkstelligen worden door toeleveranciers enorme investeringen voorgesteld om de droger (geheel) te ontkoppelen van de oven door de warmte in de oven te houden. Om dit te realiseren dient de warmteoverdracht tussen de producten en de (koel)lucht verbeterd te worden. Hiervoor worden onder andere elektrische omwalssystemen voorzien in de oven om met minder lucht op te warmen en te koelen. Door meer energie in de oven te behouden komt minder energie voor de droger beschikbaar. Het gasverbruik van de oven neemt af, maar voor voldoende energievoorziening dient de droger wel elektrisch bedreven te worden met alleen een warmtepomp of in combinatie met een warmtewisselaar. Beide technieken zijn relatief duur, onderhoudsgevoelig en met name een warmtepomp vraagt veel elektrisch vermogen. Voor het elektrisch bedrijven van de oven en de droger dient 1.5 – 3 MW aan vermogen beschikbaar te zijn waarbij de vuurzone nog steeds afhankelijk is van een duurzaam gas. De vraag die gesteld dient te worden; zijn deze hoge investeringen op dit moment reeds geoorloofd.
In de komende jaren kan eerst verder aandacht gegeven worden aan procesoptimalisatie. Alle energie die niet gebruikt wordt, hoeft immers ook niet verrekend te worden. Het luchtdebiet door de vuurzone kan geoptimaliseerd worden in combinatie met de warmtevraag van het droogproces. Het energiegebruik kan hierdoor beperkt worden. Daarnaast zijn er mogelijkheden om de lekkage van de oven te beperken, de lambda-waarde van de branders te verlagen, branders verder door te ontwikkelen en om warmte te bufferen.
De overheid gaat in de komende jaren, door het toepassen van accijns voor aardgas, elektriciteit en CO2 sturing geven in de energietransitie. Door verdere inzichten te verkrijgen in de procesvoering, kunt u vervolgens keuze maken om het keramische proces te elektrificeren of voor te bereiden voor de inzet van duurzame brandstoffen. TCKI kan u hierbij ondersteunen.
Voor meer inlichtingen kunt u contact opnemen met Rob Mentink.