Levenscyclusanalyse (LCA) product.

Omgevingswet 2024.

Levenscyclusanalyse (LCA) product.

Bij het ontwerpen van een gebouw wordt vanaf 2018 gekeken naar de milieuprestaties van individuele bouwproducten. Dit is enerzijds het gevolg van overheidsbesluiten, maar ook door initiatieven vanuit de markt, waarbij groencertificaten voor gebouwen worden afgegeven. De eisen aan milieuprestaties van gebouwen worden in de toekomst stapsgewijs strenger. Er bestaat een nationale milieudatabase waarin de individuele milieuprestaties van bouwmaterialen staan aangegeven. Architecten en aannemers zullen bij het kiezen uit bouwmaterialen steeds meer gaan letten op de milieuprestaties van individuele bouwproducten. Een goede milieuprestatie van uw product wordt om die reden steeds belangrijker.

Om de milieuprestaties van producten te bepalen wordt de levenscyclusanalyse (LCA) toegepast. Hierbij wordt op uitgebreide schaal de belasting op het milieu berekend voor het vervaardigen van het product en het transporteren hiervan. Denk daarbij aan het verbruik van grond- en brandstoffen, elektriciteit, water, afval, uitloging en emissies. Het aardgasverbruik is daarbij de meest doorslaggevende factor in de bepaling van de milieuprestatie van het keramische product.

Vanaf 2024 is TCKI in staat LCA-berekeningen uit de voeren van uw keramische product(en). Hierbij wordt onder andere gebruik gemaakt van een berekeningsmodel van een erkende partij in deze sector. De uitkomst van de berekeningen kan worden gepubliceerd, waarbij een zogenaamde environmental product declaration (EPD) wordt opgemaakt van uw product. Daarmee is de milieuprestatie van uw product inzichtelijk, en kan deze worden opgenomen in de nationale milieudatabase.

Voor meer inlichtingen kunt u contact opnemen met Wilco van den Berg.

Wij helpen u graag verder.

Wilco van den Berg MSc

Adviseur

Steenstrippen en hechting.

Het verlijmen van steenstrippen op een achtergrond worden reeds vele jaren in de praktijk toegepast. In de eerste jaren veelal op beton, met cementgebonden lijmen. In recente jaren worden, door de toenemende vraag naar prefab systemen, ook steeds meer andere combinaties van soorten (steen)strippen, lijmen en achtergronden toegepast.

Veel projecten gaan goed. Echter, er zijn ook schadegevallen bekend waarbij onthechting van steenstrippen is opgetreden. Gevolg hiervan is dat er in de loop van de jaren meerdere innovaties zijn geweest ter verbetering van verlijmde systemen. Daarnaast zijn voorstellen gemaakt door het centraal overleg Bouwconstructies (CoBc) richting gemeentes over hoe verlijmde systemen met hoge frequenties dienen te worden gecontroleerd, om de kwaliteit ervan te monitoren. Parallel hieraan zijn met veel betrokken markpartijen tezamen beoordelingsrichtlijnen opgesteld, met als doel testsystemen middels een uniforme aanpak te keuren, en de kwaliteit van verlijmde systemen in de markt te borgen.

TCKI is reeds vele jaren betrokken bij onderzoek naar en schadegevallen van verlijmde steenstrippen en heeft veel kennis en ervaring opgebouwd over initiële hechting en hechting na veroudering van deze systemen. Tevens is TCKI betrokken geweest bij het opstellen van de nieuwe richtlijnen.

De beoordelingsrichtlijn BRL 1330 bestaat uit drie delen, die inmiddels allen door Stichting KOMO zijn aanvaard. In de richtlijn zijn de uitgangspunten en eisen opgenomen waaraan de verschillende materialen (strip, lijm, achtergrond) dienen te voldoen. Tevens is in BRL 1330-1 een heldere aanpak beschreven waarmee een systeem wordt getoetst, om in aanmerking te komen voor een product-attest. Hierin zijn eisen gedefinieerd voor zowel initiële hechtsterkte als ook de hechtsterkte na verschillende manieren van veroudering.

Inmiddels zijn veel variaties van (steen)strippen, type lijmen en achtergronden getest, en is veel ervaring opgebouwd in de verschillende manieren van aanmaak die worden toegepast. Grote verschillen in hechtsterkte worden verkregen, door te kiezen voor andere achtergronden. Indien de hechting van de lijmverbinding kritisch is, kan de manier van aanbrengen van de lijm veel invloed hebben op de mate van spreiding in de meetresultaten en daarmee vaak ook de hoogte van de zogenaamde ‘karakteristieke’ hechtsterkte. Met name in het geval van partiële verlijming met dotten treedt over het algemeen meer spreiding op.

Op dit moment zijn door de certificerende instanties de eerste certificaten ten aanzien van BRL1330-1 en BRL1330-2 vrijgegeven. Met deze certificaten hebben de certificaathouders een betere ingang richting gemeentes. Momenteel loopt er nog een discussie met het CoBc om samen met de vrijgegeven BRL naar gemeentes een eenduidige richting te kunnen aangeven, over de beste aanpak voor verwerking. Mogelijk kan een certificaat op termijn ook een rol spelen bij de aan te leveren informatie voor de Wet Kwaliteitsborging.

TCKI kan de diverse betrokken partijen begeleiden bij het ontwikkelen en realiseren van nieuwe systemen en van relevante informatie en testresultaten voorzien.

Voor meer inlichtingen over steenstrippen, hechting en toepassen ervan kunt u contact opnemen met Ronny Lugtenberg.

Wij helpen u graag verder.

dr. ir. Ronny Lugtenberg

Directeur

Vochtexpansie in baksteenstrippen.

Vochtexpansie
Keramische producten kunnen na verwerking verschillende veranderingen ondergaan. Eén voorbeeld daarvan is dat het materiaal expandeert door een chemische reactie met water. Hierbij wordt vocht uit de omgevingslucht ingebouwd in de kristalstructuur van (relicten van) kleimineralen, welke daarop uitzetten. De mate van vochtexpansie die in potentie kan optreden, is sterk afhankelijk van de kleireceptuur en de toptemperatuur tijdens het stookproces.

Ten aanzien van reguliere bakstenen heeft vochtexpansie in Nederland nooit geleid tot problemen in metselwerk. In de fijnkeramiek is het echter een bekend fenomeen, en kan het de oorzaak zijn van het holtrekken van tegels en scheurvorming in het glazuur.

Baksteenstrippen worden, vergeleken met reguliere bakstenen, op een andere wijze in het gevelwerk aangebracht. Hierbij spelen verschillende factoren een rol, zoals de lijmverbinding die wordt gebruikt, en de ondergrond waarop de strippen worden aangebracht. Deze zaken kunnen ervoor zorgen dat er nauwelijks speling is voor strippen om, door welke oorzaak dan ook, uit te zetten of te krimpen. Vochtexpansie kan in het ergste geval daarbij leiden tot het uitbreken van strippen uit de wand.

Problematiek als gevolg van vochtexpansie.

Onderzoek
TCKI doet momenteel onderzoek naar de potentiële vochtexpansie in baksteenstrippen, en de snelheid waarmee deze optreedt. Hierbij zijn producten met verschillende grondstofrecepturen en stooktemperaturen onderzocht. Het eerste deel van het onderzoek omvat het bepalen van de maximale vochtexpansie en is inmiddels afgerond. In het tweede deel van het onderzoek wordt onderzocht wat de snelheid is waarmee vochtexpansie optreedt in verschillende producten.

Voorlopige resultaten
Het blijkt dat producten met veel kaolinitische kleien (Westerwald-kleien) het meest gevoelig zijn voor vochtexpansie. Dit is terug te leiden naar de mineraalomzettingen die plaatsvinden gedurende het stookproces. Al bij relatief lage temperaturen vindt een gedeeltelijke ontleding van kaoliniet plaats waarbij het water uit de kristalstructuur wordt gestookt. In recepturen met relatief veel kaolinitische kleimineralen worden vervolgens doorgaans pas op relatief hoge temperaturen stabiele keramische verbindingen gevormd (hoofdzakelijk mulliet in deze kleien). Hierdoor bevinden zich na het stookproces relatief veel niet- of slecht-kristallijne structuren/relicten van kleimineralen in deze kleien. Deze niet-kristallijne verbindingen zijn gevoelig voor de opname van vocht, wat leidt tot expansie. Producten met veel kalk in de grondstofreceptuur (geelbakkende rivierkleien) zijn aanzienlijk minder gevoelig voor vochtexpansie, omdat vanwege de aanwezigheid van vrij calcium- (na de ontleding van kalk) al op relatief lage temperaturen stabiele keramische verbindingen als wollastoniet, gehleniet en anorthiet worden gevormd. In algemene zin geldt dat wanneer kleien niet op voldoende hoge temperaturen worden gestookt, er geen stabiele keramische verbindingen worden gevormd, de producten gevoeliger zijn voor vochtexpansie. Anderzijds geldt ook dat onder invloed van een te hoge temperatuur ook smelt kan worden gevormd dat op haar beurt, vanwege het ontbreken van een goede kristalsstructuur, ook gevoelig is voor vochtexpansie.

Een ander belangrijk resultaat is dat ten aanzien van alle geteste producten een groot deel van de vochtexpansie (tot meer dan 50%) al optreedt in de eerste paar dagen na het stookproces.

Voor meer inlichtingen kunt u contact opnemen met Wilco van den Berg.

Wij helpen u graag verder.

Wilco van den Berg MSc

Adviseur

Omgevingswet 2024.

In Januari 2024 is de omgevingswet, na meerdere keren te zijn uitgesteld, ingevoerd. Het omvat een integratie van 26 wetten naar 1 wet, waarmee het aantal artikelen en ministeriële regelingen aanzienlijk is verminderd. Ook is er nu sprake van 1 loket (het omgevingsloket) en 1 procedure, waarmee de besluitvorming moet worden verbeterd en versneld. Het omgevingsloket maakt het voor burgers en bedrijven gemakkelijker om de relevante regelgeving online in te zien en voorgenomen wijzigingen in eigen activiteiten direct te toetsen. Ambtenaren zullen werken met een nieuw systeem, het zogenaamde digitaal stelsel omgevingswet (DSO). Hierbij is het nog afwachten of dit systeem daadwerkelijk de werkbaarheid en besluitvorming voor ambtenaren verbetert.

De omgevingswet moet ruimte bieden voor initiatieven op het gebied van duurzaamheid. Lokale overheden, zoals gemeenten en provincies, hebben omgevingsplannen opgesteld voor bepaalde gebieden. Deze plannen bevatten bepaalde omgevingswaarden, welke nadruk leggen op de energietransitie. Het aanvragen van duurzaamheidsinitiatieven zou gemakkelijker moeten worden en minder vertraging op moeten lopen door andere regelgevingen (meer ruimte voor maatwerk).

Met de invoering van de omgevingswet is het Activiteitenbesluit (milieuwetgeving) vervangen door het Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL). In het BAL zijn ten aanzien van emissies naar lucht voor enkele stoffen strengere grenswaarden opgenomen dan in het Activiteitenbesluit. Tegelijkertijd is nog steeds het best-beschikbare-technieken document voor de keramische industrie (BREF-KI) van toepassing wanneer een rookgasreinigingstechniek wordt toegepast. Wel is het zo dat lokale overheden in hun eigen omgevingsplannen mogen afwijken van de landelijke regelgeving in bepaalde situaties. Hierdoor kunnen zwaardere milieueisen van toepassing zijn voor industrieën. Dit kan het voor fabrieken lastiger maken om op de gebruikelijke manier te produceren. Het is nog onduidelijk in hoeverre dit instrument door lokale overheden in de praktijk zal worden toegepast.